30 juni 2010

Sirtaki

Deel 17 dinsdag 25 mei 2010
Vandaag staat een bezoek aan de oostkust op het programma. Waar Pilion de Aegische Zee raakt. Maar de dag begint met de gang naar de bakker en het ontbijt, vervolgens de vaat en een donkere was. De laatste donkere was voor mij hier in Kalá Nerá.
Tineke neemt haar BOX 5837 in ontvangst, opnieuw een rode Gertz, duidelijk minder getekend en zelfs met - op de achterruit - een sticker van het verhuurbedrijf Union Rental.
Nog even de laatste dingen op ruimen, bed opmaken en daarna kunnen we op pad. Zwemspullen mee, voor je weet maar nooit. We hebben bovendien niet voor niets hier in Griekenland nog snel zwemschoentjes aangeschaft. Die moet je dan toch een keer gebruiken.
Maar goed naar het oosten dus, eerst afzakken langs Korópi en Afétes en daarna bij het grote kruispunt links aanhouden, rechtdoor rijden vind ik ook prima. We rijden naar Neochóri en - het wordt soms eentonig als je vaak naar Griekenland gaat - kom je vanzelf de bewijzen van natuurbranden tegen. De bodem heeft zich al weer hersteld en het is soms een wonder als je ziet dat de ene boom wel is gespaard en de ander niet. Woningen schijnen soms in vlammen op te gaan, maar daar kunnen we hier niets van ontdekken. Terwijl twee jaar geleden ook delen van Pilion een grote vuurmassa waren. En mensen uit het midden van Pilion zijn geëvacueerd naar Volos.
Neochóri rijden we voorbij. Hier in de buurt zijn veel bedrijfjes die hun geld verdienen met de verkoop van leisteen. Het plaatsje zelf staat hierom ook bekend maar ook vanwege het in terrassen(hoogteverschil) opgedeelde plein. Het eerste zien we, het tweede laten wij aan ons voorbijgaan.
In de buurt van Kalamáki staat een Nederlandse camper op een parkeerplaats. Tineke stuurt haar auto erachter en we maken een kort praatje. Nederlands met een pensioentje trekken er steeds vaker opuit. Zes weekjes toeren. Via Igoumenitsa Griekenland inrijden, langs het noorden via de oostkust en de Pelopónesos weer omhoog door naar Epirus naar het startpunt. Wij zien voor de kust een stukje van de Sporaden liggen. Dit moeten Skiathos en Skopelos zijn. Wat was het heet, toen wij op Skiathos zaten. Geen eiland waar we snel naar zullen terugkeren of het moet zijn vanwege een bezoekje aan Alonissos, ook al zo'n apart eiland. Groen, met heel veel vriendelijke mensen.
Na een extra rondje - langs Kalamáki - stuur ik Tineke de goede weg op naar Lambinoú. Hier moeten we wat drinken kopen. Maar we zijn er al voorbij voor we er erg in hebben en passeren het klooster van Panaghias Lambidónas. Volgens een legende is hier een boot gered. In een vreselijke storm geraakt leidde een goddelijk licht het scheepje tussen alle ondieptes en rotsen door naar de baai. Als dank voor die steun bouwde de kapitein dit kloostertje. Het is deels gerestaureerd, maar nog niet klaar.
Voor Tineke een reden om niet te stoppen en door te rijden naar die baai, waar zij pootje baadt en anderhalf uur lang de zon op zich laat inwerken. Ik ga onder. Wel koud, maar ik houd het toch minimaal een halfuur vol. De waterschoentjes krijg ik niet aan. De hoge wreef speelt mij parten. Het walsen over het grind is pijnlijk, volgende keer toch nog maar eens die schoentjes proberen.
Tijd om te vertrekken naar ons hoofddoel Tsagkaráda. Eigenlijk zijn dit vier dorpen. Aghia Kiriakí, Aghia Stéfanos, Aghia Paraskeví en Taxiárches. In het laatste deel staat een ongeveer duizend jaar oude plataan naast een eeuwig spuitende fontein. Maar ja waar is dat ding. Ongetwijfeld op het plein, maar dat staat nergens aangegeven. Op zoek naar water slaan we af en komen bij de kust.
Mylopótamos heet het hier. De weg houdt op. Er zijn hier een prachtige stranden. Nee, alleen ben je daar niet. Wij eten bij Angelika op het terras, dat boven een tien meter diepe afgrond zweeft. En stampen op de houten vloer mag ik niet. Want er liggen enkele verrotte dikke balken. Onder mijn voeten. Ons maal bestaat uit tzatziki en worstjes, plus een niet bestelde xoriatiki. Maar er wel voor betalen. Hoe dat zo komt, gewoon de Griekse toevoeging bij de worstjes klinkt bijna als het woord voor de Griekse salade. Omdat we aan eten toe zijn, komt het toch wel op.
Op pad maar weer. De ruim duizend jaar oude plataan in Aghia Paraskeví - meer dan veertien meter dik volgens de overlevering - zien we ook niet. Wij rijden terug. Tineke moet tanken, draait netjes het station, maar de Griek die achter ons rijdt heeft andere bedoelingen. Hij moet ook tanken en steekt zijn auto voor die van Tineke naar binnen. Ja niet iedere Griek neemt overal zijn tijd voor. Zet een Griek achter het stuur van een auto en hij verandert in een snelheidsmonster. Zelfs de doodgraver heeft hier haast en jakkert ons - vlak voor een bocht - voorbij. Nee de doden zelf hebben geen haast.
We rijden via Miliés terug en doen in Kalá Nerá boodschappen. Vullen wat vocht aan en nemen vleeswaren mee en sap voor het ontbijt mee. '
's Avonds gaan we om een uur of negen naar Pagasitikos. Daar is het hartstikke druk. Een bus met Grieken zit hier binnen. De bus niet, maar de bejaardenclub wel. Voor een ander Hollands stel wordt er nog een tafeltje gehaald en wij kunnen even later plaatsnemen op een leeg gekomen plekje. Dat is het voordeel als je niet al te vroeg gaat eten. Ik kies voor een melitsanasalata (vooraf) en een Kleftiko, Tineke neemt de lambstifado.
De oudjes zorgen voor veel reuring. In de goede betekenis. Zij vragen om muziek - als hun eten is verorberd en dansen de sirtaki. Niet het bekende sirtakinummer maar de muziek. Steeds weer, in andere samenstellingen. Vooral de vrouwen houden zich hiermee bezig. Een enkele man laat zich verleiden tot een dansje, tot een macho de dansvloer betreedt en als een stier de vrouwen probeert te verleiden. Wij genieten. Tineke heel zichtbaar, en zij ondergaat de avances van een Griek. Het wordt vanzelf laat en het is toch tegen twaalven dat wij teruggaan. Pas nadat Henk een tweede Fischer naar binnen heeft laten glijden.

29 juni 2010

Spoorlijn

Deel 16 maandag 24 mei 2010
De laatste volle week van onze vakantie is begonnen. Douchen, naar de bakker, waar de jonge dame mij weer aan een brood helpt en dan terug. Ontbijt maken, vaat doen en een babbel met Maria die de vaat wil doen en slechts met moeite te bewegen is om dat aan mij over te laten. Dit zijn dingen die een man zelf hoort te doen. En niet alleen een man tijdens zijn vakantie ook gewoon thuis. Het zijn werkzaamheden die hij aankan, dus doet. Althans bij mij is dat zo. Ook doe ik mijn eigen was, regelmatig. Ook op vakantie. Vandaag moet dat nog even wachten tot ik terug ben van de wandeling. Want die gaan we waken.
Aan de wandeling beginnen we om ongeveer half elf. Een wandeling van Kalá Nerá naar Miliés en weer terug; een afstand van ongeveer elf kilometer. Het eerste stuk kennen we van een eerdere tocht. Een tocht, die ons toen niet het gewenste resultaat opleverde, maar die desondanks voor ons zeer leerzaam was. Met de beschrijving van Ross in de hand is het echter een makkie. Vanaf de grote weg richting heuvels lopen en dan tweemaal de bordjes Miliés volgen.
De tweede keer worden we richting een kaldarimi geloodst. En dat betekent oneffen terrein. Klimmen over ezelspaden, bepakt als ezels? Nee, zover wil ik niet gaan. Wel hebben we voldoende mee te sjouwen. Ieder twee flessen water, fototoestellen zodat we ook nog iets zichtbaar kunnen maken voor het thuisfront en uiteraard ook voor onszelf.
Tineke heeft daarnaast ook al dagenlang een stok bij zich en daar stampt ze lekker hard mee op de grond. Het ritme van haar loop en om… Nee dat verklap ik niet. Lees maar vrolijk verder.
De omgeving is prachtig, tussen struiken, bloemen en (olijf)bomen door wandelen we verder. Rode stippen geven de route aan. Hier en daar raken de toppen van de struiken elkaar, waardoor we door een tunnel van groen wandelen.
Voor ons duikt een ouder paar op. Die heeft het er even van genomen. Plukt onderweg allerlei kruiden, die hier gewoon in het wild groeien. Ze laten ons passeren op het smalle pad en we laten hen snel achter ons. Tweemaal haken ze aan. De eerste keer als ik weer eens uitgebreid een foto sta te maken, de tweede keer als ik sta te fotograferen en we op een bruggetje de tijd nemen om het vochtgehalte aan te vullen. Dat is wel nodig want de tocht omhoog - we overbruggen ongeveer een hoogteverschil van 370 meter - en de warmte laten ons flink zweten.
Ver voordat ik water heb horen ruisen, heeft Tineke al in de smiezen dat we in het watergebied gekomen, vlak voor we bij Miliés zijn. Niet dat daardoor de route er eenvoudiger op wordt. Maar echt super lastig wil ik het ook weer niet noemen. Wel is het zo dat enkele passages erg drassig zijn geworden. Uiteindelijk bereiken we Miliés en blijven klimmen, steken de weg naar het treinstation over en daarna nemen we via een kaldarimi het laatste stukje naar het dorpsplein.
Meteen bij de eerste de beste taveerne neerploffen, aan een tafeltje in de zon. Voor Tineke was het laatste stukje eigenlijk iets te veel; een hongerklop. Dat komt niet alleen bij wielrenners voor maar wandelaars kunnen daar ook last van hebben. Drink en eet op tijd. De lokale salade en de mezes, ja die waren er niet. Wel tzatziki en een xoriatiki, met wat brood eten we het heerlijk weg. En de jus en citroenlimonade smaken ook prima. We tellen hier 15,50 euro voor neer.
Omdat het museum op maandag is gesloten besluiten we om Miliés verder te vergeten en terug te wandelen. Een Engels koppel vraagt ons de wandelweg naar Vitsea (via een kaldarimi) maar daar kunnen we hen niet aan helpen. Zelf zakken we af via het eerder bewandelde ezelspad en lopen daarna naar het treinstation. Hier staat het treintje weer. Heeft ongetwijfeld weer een gezelschap naar Miliës gereden. Inderdaad. Ditmaal geen kinderen maar volwassenen.
Onze tocht gaat over de spoorlijn, over een ijzeren brug en door een tunnel. Voor de tweede tunnel moeten we weer een kaldarimi in en dan naar beneden. Ik stel voor om iets eerder een deels onverharde weg te nemen. Die hebben we eerder ook al eens met Berbel en Maaike gewandeld. Een van de redenen is dat die weg iets gemakkelijker wandelt dan over de schots en scheef liggende stukken steen. En vermoedelijk ook iets veiliger. Hoewel een paar honden wel vervaarlijk blaffen en één hond toch wel interesse had in de kuiten van Tineke.
Ja, en dan hebben jullie natuurlijk ook nog een verklaring van mij tegoed. Terwijl wij over het spoor lopen roept Tineke een eenlettergrepig woord. Ik draai me om. Zie niets. Maar over mijn voet kronkelt ondertussen een slang van bijna een meter lang weg. Echt ik heb de slang niet gezien. En ook niet of de foto kunnen zetten als bewijs van zijn zijn.
De tijd lijkt hier vanzelf te gaan. De avond valt en voor we het beseffen zijn we terug in Kamèlia en al weer toe aan een nieuwe maaltijd. Ditmaal kiezen we voor een verblijf bij Ta Kanarinia, de kanarie. Aan de hoofdweg gelegen. Het is hier altijd rustig. Stil. Een tafel bezet met eters en een tafel waar mensen die wij hebben ontmoet tijdens de Meteora-reis, aan het uitbuiken zijn.
Veel keus is er niet en ook is er niet eens alles. Gemista voor Tineke en dan zijn de gevulde tomaten en paprika op. Henk komt uit op een Bifteki. Het eten smaakt prima. Tussendoor worden we nog verwend met stukken koek, spetsofai, ingemaakte walnoot en we sluiten af met een zoetigheid.
De eigenaar is een prater, die het hoofd boven water houdt omdat het pand van hemzelf is en hij geen huur hoeft te betalen. Bovendien is het een familiebedrijf. Zijn vrouw staat in de keuken en hij doet de bediening Als hij niets te doen heeft houdt hij zich bezig met het maken van miniatuurwoningen. En ook die krijgt de argelozer eter – na afloop – te zien.

27 juni 2010

Rustdag

Deel 15 zondag 23 mei 2010
Een luie dag. Een luie zondag. Voor mij nog luier dan voor Tineke. Ik word om negen uur wakker. Lekker uitgeslapen. De ochtend nadat Internazionale de Champions League heeft gestolen. Maar misschien hebben ze dat ook wel al eerder gedaan. Of is het toch verdiend, omdat voetbal oorlog is en niemand erin is geslaagd om het defaitisme van Mourinho uit te kleden. Zelfs tacticus Van Gaal niet.
Genoeg gekletst over voetbal tijdens mijn vakantie. Ik ga naar de bakker. Maar die is op zondag niet open. Althans mijn bakker. De supermarkt is wel open, maar heeft geen vers brood. Ach dan maar een klein potje koffieprut meenemen, omdat we die toch nodig hebben later deze week. Door naar de bakker bij de hoofdweg, want die is op zondag wel open.
Ho, stop. Laat ik deze alinea opnieuw beginnen. De bakker is op zondag open! Hè? Nogmaals: de bakker is op zondag open!!! En er staat een jong ding (meisje) achter de toonbank, die mij met plezier een (warm) broodje verkoopt. Voor slechts 80 eurocent. Daar heb je in Holland een halfje voor.
Ik snel terug, snel hè. Ik verzorg het ontbijt met – omdat het zondag is – een zacht (te zacht) gekookt eitje. Maar het smaakt wel, ook al is er nog steeds geen zout. Ga lezen, weer een boek uit en doe de vaat, terwijl Tineke een extra lang rondje rent. Vijftig minuten rent zij zich in het zweet, terwijl ik al weer in de tuin zin. Heerlijk niets doen, een luie dag. Voor Tineke is het werken nog niet gedaan, want zij doet nog snel een wasje. Waar vrouwen zich toch druk mee kunnen maken. Op zondag, tijdens je vakantie. Maar ja, je kunt die bezwete kleding toch ook niet laten liggen.
In het begin van de middag gaan we het dorp in. Naar de pantoffelparade, zoals Tineke het flaneren langs de boulevard noemt. Wij duiken het terras van Enalion op, om even wat te eten en te drinken en een mailtje op te stellen. Tineke kiest voor een tosti (drie stuks) haam/kaas – en krijgt er chips bij. Henks keuze valt op een clubsandwich, steevast geserveerd met patat. Vanwege de zon wordt het internetten niets. Niks te zien op het beeldschermpje. Tineke krijgt het koud, gaat terug om een trui te halen en als er een paar druppels vallen maak ik van de gelegenheid gebruik om te verkassen en overdekt te gaan zitten. En dan is er ook zicht op de aansluiting, komt er een Alfa op tafel. Een Alfa? Ja, lees maar terug naar het vorige mailen.
We zoeken nog iets op voor Tineke op internet, over falangisten. Wat dat nou precies inhoudt. Niet voor haar cursus kunstgeschiedenis, maar vanwege een ingewikkeld boek dat zij leest en we maken daarna nog een rondgang door het dorp dat vol staat met geparkeerde auto’s, Griekse auto’s. De Griekse bergbewoners zijn eindelijk hun berg afgekomen om zich te laten zien langs de boulevard en hun kinderen even de gelegenheid te geven om te zwemmen in de zee, in de Golf van Volos.
Tineke doet nog snel wat boodschapjes en daarna terug naar Kamèlia, waar ik dit stuk tik. Het verhaal van gisteren ligt nog steeds te wachten, is nog niet geschreven, heeft nog geen vorm gekregen.
Uit eten? Nee vanavond niet. We eten brood met Russische salade en tzatziki. Doen het ook daar kalm mee. Een echte rustdag derhalve.

24 juni 2010

Meteora

Deel 14 zaterdag 22 mei 2010
Tijd om naar de bakker te gaan is er vandaag niet. De wekker is gezet, want om kwart over zeven worden we bij de bushalte opgehaald om naar Meteora te gaan. Van gisteren is er nog brood over, dus op een houtje bijten hoeven we ook niet. Waar we ontbijten? Gewoon binnen, de vaat doen en dan op pad.
Als we op de boulevard lopen ter hoogte van Naftilos komt uit een zijstraat een busje aanrijden. Die is voor ons bestemd. Echt waar. De bus is op tijd, nou ja op tijd? Een paar minuten te vroeg. Nee, wij zijn niet te laat. Door hostess Kim worden we in ieder geval vrolijk begroet. Bij de rest kan er nog geen kaliméra af. Het is nog vroeg zullen we maar denken en nog niet iedereen is echt wakker.
De hostess van Ross rijdt als begeleidster mee en legt in het kort uit wat we vandaag gaan doen. Onderweg vertelt ze het een en ander over kerkgeschiedenis, waardoor de rit van tweeënhalf uur niet saai en helemaal in stilte verloopt. Het is een route over een groot stuk snelweg, door de provincie Thessalië. Dat begint al bij Volos en eindigt ver voorbij Larissa. En onderweg ook nog eens onverwacht een tolpoort. Er is geen ontkomen aan. Dit gebied wordt ook wel eens de graanschuur van Griekenland genoemd. Het waarom wordt duidelijk als je de ogen open doet. Gele velden rijgen zich aaneen.
Onderweg maken we een korte stop bij een tankstation met mini-market, waar ook de gelegenheid bestaat om wat te drinken. En een bezoek aan het toilet hoort daar uiteraard ook bij. Iedereen die wel eens een excursie heeft meegemaakt weet ook dat dit niet de meest interessante plekken zijn. Vaak zomaar ergens, waar niets bijzonders te zien is. En dat is ook hier het geval.
Na ongeveer twee uur rijden doemen in de verte de rotsen op. De rotsen waarop de Meteora-kloosters zijn gebouwd. Het lijkt wel of die rotsen zomaar ergens zijn neergepoot. Op de plaats waar de rivier Pinos de provincie Thessalië instroomt. De oorspong van dit woud van rotsen is volgens sommige onderzoekers terug te voeren tot de tritogenische periode, zo’n 60.000 jaar geleden. Toen was er sprake van een groot meer, een afgesloten meer, dat zich opende en naar de Aegeïsche Zee perste. Die rotsen zouden door het slijten van het water zijn ontstaan. De rotsformaties zijn redelijk zacht er zijn holen ingesleten, waar de eerste kluizenaars al in de elfde eeuw woonden.
Vanuit de rand van Kalambaka maken we een wandeling, waardoor we heel goed zien hoe die eerste kluizenaars te werk gingen. In de brosse rotsen werden trappen gehangen en zo werd langzaam de rots beklommen. Het eerste klooster op de rotsen werd in de veertiende eeuw gebouwd, onder leiding van Athanasios, een monnik afkomstig van de berg Athos. Tot 1920 was toegang tot de kloosters slechts mogelijk via de touwladders of via netten, die werden neergelaten en weer opgehesen. Tegenwoordig zijn overal traptreden uitgehouwen zodat de bewoonde kloosters beter toegankelijk zijn, voor de monniken, nonnen en vooral de bezoekers. Want dat is het tegenwoordig een toeristische trekpleister. Ooit waren er 24 kloosters in dit gebied dat tussen hemel en aarde lijkt te zweven. Tegenwoordig zijn er nog zes bewoond.
Die zes kloosters zien we pas veel later. Eerst nog even een bezoek brengen aan Kalambaka en Naos Koimiseos tis Theotokou de oude kerk uit de twaalfde eeuw en gebouwd door keizer Manuel Comnenos.Het is een basiliek met oude muurschilderingen en er staat een marmeren ambo voor de houten ikonostase. In de kerk bevinden zich enkele fresco's die dateren uit de dertiende en veertiende eeuw.
Bezoekers aan de Meteora vergeten vaak dat deze prachtige oude kerk aan de voet van de rotsen gelegen is. Bij de markt is bovendien nog de kerk van Johannes de Doper te vinden, gebouwd in 1336.
Kalambaka zelf is gesticht door inwoners uit de provincie Epirus, zeg maar de westzijde van het vaste land van Griekenland. Zij waren hun woongebied ontvlucht voor de wrede Ali Pasja, waarover ik geschreven heb tijdens onze vakantie in Parga.
In Kalambaka krijgen we de gelegenheid om wat te eten. Waar wij neerstrijken op het plein blijkt een volledige miskleun te zijn. De hostess wist dat al, maar heeft ons helaas niet gewaarschuwd. Wel zijn we getuige van de klungelige manier waarop de Grieken materiaal voor een verbouwing naar boven hijsen. Een zware zak valt van een palet af. Gelukkig dat wij daar niet lopen. Iemand anders overigens ook niet. In Kalambaka kopen we ook nog een boekje over Meteora en een T-shirt voor Gianny. Dat is eigenlijk vaste prik, sinds we een kleinzoon hebben.
Van de kloosters hebben we ondertussen nog steeds niets gezien en dat wordt nu eindelijk ook wel eens tijd we bezoeken het Mega Meteoronklooster, 415 meter boven de bedding van de Pinios. Het eerste klooster van de Meteora. Een liftje hevelt iemand naar de overkant. Er hangt nog steeds een net. Maar of het nog gebruikt wordt. Ik vermoed van niet.
Dit klooster is volledig op de toeristen ingericht, met diverse ingerichte museumzalen waarin geschiedenis, folklore, maar ook het oude ambacht van timmerlieden tot zijn recht komt. Verder ontdek ik een ingerichte keuken en overal zijn er winkeltjes.
Een bezoek aan de kruiskoepelkerk mag uiteraard niet ontbreken. Met fresco’s en andere schitterende werken, zilver, goud. Een rijkdom die in schril contrast staat met het leven van de kluizenaars die hier toch echt hebben gewoond.
Je waant je hier in een andere wereld. Zeker als de vele toeristen even een ander plekje opzoeken, dan daalt de rust op mij neer. Van een afstandje geniet ik van het uitzicht op het Varlaamklooster, dat via een loopbrug bereikbaar is.
De rotsen onder de Agios Nikolaos hebben veel weg van een grote muurschildering. Alsof Michelangelo zelf hier actief is geweest. Maar ik geeft het toe: schijn bedriegt.
Op de terugweg stoppen we zodat we nog een aardig overzicht hebben over het gebied en kunnen we nog wat foto's voor het thuisfront en andeen schieten.
Ik kan hier nog tijden ronddolen in dit gebied, wil veel vertellen, schrijven, nadenken. Maar is zoiets wel terecht, vraag ik mij af.
Daarom zal ik besluiten met de volgende krabbel.

Meteora

De rotsen
hoog oprijzend
ogenschijnlijk
uit het niets.
Kaal; de toppen
wonderwel
begroeid.
Het geloof heeft
hier vaste voet
in de aarde.
Vrouwen, mannen
vinden er een thuis.
Het kruis
opgericht
naar de hemel.
Al eeuwenlang
symbool voor
dood en liefde.

Tijd om terug te gaan. De busreis verloopt rustig. Iedereen lijkt met zijn of haar eigen gedachten bezig te zijn. Onderweg nog een korte stop, even snel naar het toilet en wat drinken, voor we in Pilion terugkeren.

22 juni 2010

Argo

Deel 13 vrijdag 21 mei 2010
Naar de bakker, waar ik twee broden meeneem; een voor vandaag en een voor morgenochtend, wanneer we vroeg op moeten voor de excursie naar Meteora. Vandaag maken we een tripje met de bus naar Volos.
We vertrekken vanaf de hoofdweg. Op de hoek bij de grote bakker. De bus hoort vanuit Kalá Nerá om kwart voor elf te vertrekken. Die zekerheid heb je. Een andere zekerheid is: hij rijdt als er niet wordt gestaakt. De derde zekerheid: hij is te vroeg of te laat, maar nooit op tijd. Dat geldt eigenlijk voor alle bussen, tenzij ze uit Volos vertrekken. Dus busreizigers staan hier altijd veel te vroeg bij de halte.
Het is een rustig vlot ritje, tot je in Volos komt. Daar is het op de doorgaande weg een heksenketel. De Griekse rijstijl heeft daar ook wel iets mee te maken overigens. We moeten de hele stad door, van oost naar west en komen dan bij het busstation aan. Althans tot zover rijden wij mee. Daarna wandelen we op ons gemak naar de haven langs de vishal, waar de vissen in kraampjes uitgestald liggen en de handelaren via internet de bestellingen van taveernes en hotels noteren.
In de haven ligt de Amazone River, een vrachtboot met als thuishaven Rotterdam. Op het droge een paar Dolphins, van die snelle boten die onder andere naar de Sporaden varen en daar weer tussen de verschillende eilanden.
Op een terrasje drinken we een frappé/thee en wandelen daarna naar de Ermou; de winkelstraat van Volos. Maar eerst komen we nog langs een replica van de Argo. Dit schip speelde een rol in de mythologie rond de stad Iolkos, zoals Volos vroeger ook wel heette. De naam Iolkos kom je nog steeds tegen. Nu als een stadswijk. Maar goed Iolkos dus; toen Pelias de troon had ingepikt van zijn broer Aisoon en zo koning werd van Iolkos was koning Pelias bevreesd dat hij door een nakomeling van zijn broer zou worden omgebracht. Aisoon was dat ter ore gekomen en die verborg daarom zijn zoon Iason in de grot van de centaur Chiron hoog in het Pilion-gebergte.
Een orakel had Pelias verteld dat een man met één sandaal hem het koninkrijk zou ontnemen. Op zekere dag – toen hij aan de goden een offer opdroeg – ontdekte Pelias een reiziger, die aan een voet een sandaal miste. Dit was Iason, die zijn rechtmatige troon kwam opeisen. Pelias ontving Iason heel vriendelijk, maar toen Iason om zijn erfdeel vroeg stelde Pelias als eis dat Iason het Gulden Vlies uit Kolchis moest halen. Iason riep de hulp in van een grote groep moedige mannen, koningszonen ook en liet een schip bouwen: de Argo.
Voor de bouw was een stuk hout van de heilige eikenboom van Dodoni (zie onze verhalen uit Parga). In Kolchis wilde koning Aietes het Gulden Vlies slechts afgeven als Iason een aantal opdrachten zou uitvoeren. Medea, de dochter van de koning werd verliefd op hem. Iason beloofde met haar te trouwen en als tegenprestatie gaf zij hem een smeersel waarmee hij voor een dag onkwetsbaar was. Maar ook kreeg hij van haar nog andere raad.
Nadat Iason zijn opdrachten had vervuld, hield Aietes geen woord. Iason nam daarop het Gulden Vlies weg en vertrok met Medea. Aietes zette de achtervolging in. Om haar vader op te houden doodde Medea haar broer Absyrtos en wierp zo nu en dan een stukje van hem in de zee. Aietes verloor tijd bij het verzamelen van de delen van zijn zoon en zo slaagde Iason te ontkomen.
Terug in Iolkos weigerde Pelias zijn afspraak na te komen. Medea slaagde erin het paleis binnen te dringen en kreeg de dochters van Pelias zover huh vader te doden. Zij had verteld dat de dochters op die manier meehielpen aan een verjongingsproces van Pelias. De mythe kent hierna meerdere varianten. En daar ga ik het nu niet over hebben.
Want wij lopen immers inmiddels in de winkelstraat – een wandelgebied, waardoor ook gefietst, gescooterd en op motors wordt gereden. Wij zijn op zoek naar de synagoge, die ligt hier vlak achter, in de omgeving van de indrukwekkende Methamorphosseskerk. Tineke herkent het gebouw aan de vorm en even later zien we een aantal Davidssterren. Uiteraard is er niemand aanwezig. Het is vrijdag en om zeven uur gaat-ie open zegt een man, die uit een bedrijfje tegenover de synagoge komt.
Wij wandelen verder en ik kom in het park tussen het theater en het stadhuis in gesprek met een Tsjech die vanuit Zuid-Spanje een wandeling met zijn hond maakt rond de Middellandse Zee. Hij is nu een jaar en twee weken onderweg. Heeft een Australische hoorn bij zich omdat hij het geluid daarvan zo mooi vindt. Onderweg krijgt hij weleens wat en verdient hier en daar wat bij. Vanuit Griekenland wil hij door naar Turkije, vervolgens naar Syrië en daarna Israël, waarna hij via Noord-Afrika teruggaat naar zijn beginpunt. Hij schat nog twee tot drie jaar onderweg te zijn. Ach, het maakt hem niets uit, hij heeft toch niets anders te doen.
In dit park staat op een hoek bij Xenofontes en Dimitriados een indrukwekkend monument ter nagedachtenis aan de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als we dat fotograferen worden we uitgenodigd om om negen uur deel te nemen aan de voorbereidingen van de sjabbat. Dan zitten we echter al lang in Kalá Nerá.
We lopen nog een stuk terug door Ermou, dat nu grotendeels verlaten is. Tussen half drie en vijf uur zijn hier de winkels dicht. Er is zelfs geen broodje gyros te krijgen. Dan maar naar een junkfood zaak aan de boulevard. Bij Goody’s serveren ze hamburgers. Stink er niet in, ga er niet heen, zelfs het eten bij MacDonalds is nog smakelijker. En de bak cola is meer ijs dan cola.
Terug naar het busstation, waar bussen arriveren naar Athene en Thessaloniki, maar ook naar Ioanina, de hoofdstad van Epirus. En die naar Kalá Nerá vertrekt om half vijf, van perron drie vang ik op van de speaker en wordt mij bevestigd door een paar vrouwen. De kaartjes 3,20 euro (samen) heb ik al binnen gekocht. Als de bus zich door de drukke Dimitriados worstelt zie ik de ene na de andere zaak waar broodjes gyros wordt verkocht. Ach geeft niet. Onderweg vult de bus zich lekker. Of de bus ook daadwerkelijk in Kalá Nerá stopt? Wij hebben het niet uitgeprobeerd. Aan de rand van het dorp stappen we uit. En ’s avond eten we in kamer twaalf van Kamèlia een kopje soep en wat brood met Russische salade.

20 juni 2010

Kust

Deel 12 donderdag 20 mei 2010
Er is nog een rond brood van gisteren, zodat ik niet naar de bakker hoef. Ik maak as usual het ontbijt en doe de vaat, verder doe ik een witte (T-shirten)was. De autoverhuurder komt netjes op tijd de sleutel van de auto halen en na enige tijd komt hij met een medewerker ook de auto ophalen. Omdat Tineke wat pijn in haar nek heeft laat zij de geplande looptraining schieten.
Ik zit daar eigenlijk wel op te wachten en als duidelijk wordt dat zij niet gaat hardlopen, maak ik mijn deel klaar voor een wandeling langs de kust. Helaas is het overgebleven brood door Tineke weggegooid, zodat we zonder eten vertrekken. Richting Korópi. Aan het eind van het dorp – Kalá Nerá – liggen nog wat appartementengebouwen en helemaal aan het eind is een vakantiedorp voor het leger ingericht, inclusief bewaking. En het bij militaire objecten alom aanwezige bordje verboden te fotograferen.
Het is een wandeling met hindernissen. Hier en daar kun je over het strand lopen, strand dat zeker te lijden heeft gehad onder de storm van de voorbijgaande dagen. Het strand is daardoor op sommige plaatsen super smal en hier en daar verspert een omgevallen/omgewaaide boom ons de weg, zodat we moeten klimmen. Een keer loopt Tineke zelfs met haar schoenen aan door de zee. Op blote voeten op de glad geschuurde stenen is inderdaad ook geen optie. Dus dit was voor haar de meest eenvoudige oplossing. Maar wel met het risico dat door het bijtende zout van de zee de schoenen op termijn ook zullen oplossen.
Het gaat allemaal redelijk, maar bij Korópi is het toch uit met de pret en kunnen we echt niet verder. Klimmen heeft geen zin. Twee koppels, die voor ons liepen, zijn al eerder afgehaakt, een heeft zich ingericht op het strand en het ander… Geen idee.
Langs de kust staan allerlei zomerhuizen van grootgeldverdieners. Vooral Grieken die niet op een euro meer of minder hoeven te kijken. Zij laten hun pandjes zomer/gebruiksklaar maken. Maar ook de tuinen worden soms netjes onderhouden door klusjesmannen. Hier en daar woont een verdwaalde gepensioneerde of een werkman die ooit zo slim geweest is om in dit gebied een huisje te kopen. Als de economie in Griekenland weer aantrekt zal de grond heus veel waard worden. En natuurlijk zijn er ook wel een aantal woningen van slimme Europeanen, die hier een huisje hebben aangeschaft en daar dan weken – soms zelfs maanden – verblijven.
Via een wandeling door dit dorpje keren we terug naar het strand. Niet door het bordje thalassa (zee) te volgen, want dat gaat via een pad waar het gras wel tien kontjes hoog staat en wat daar allemaal kan kruipen, nou dat willen jullie (samen met Tineke) echt niet weten. Of juist wel, voor een veiliger gevoel. We lopen vervolgens nog een stukje langs wat woningen waar aan terrassen wordt gewerkt en steken bij een bewoner achter het huis langs. De herdershond aan de ketting is vervaarlijker dan in werkelijkheid, maar kan wel bij me komen. Zijn bazin haalt hem weg, zodat wij na een vrolijk en vriendelijk kaliméra dankbaar verder lopen.
We bereiken vervolgens weer een strook strand, waarlangs diverse strandtenten zijn gevestigd. Een enkeling is al open, maar aan de meeste wordt nog hard gewerkt. In gereedheid gebracht voor de toeristen die hier komen. Dat zullen dan toch vooral Grieken moeten zijn, want we horen ook dat er niet zo gek veel buitenlandse reisorganisaties naar dit gebied komen. Er zijn wel wat campingplaatsen, maar die hebben meestal een eigen strand en bovendien zijn het veel trekkers die deze omgeving aandoen. Mensen die een rondrit door Griekenland maken en ergens een paar dagen blijven hangen om in een streek rond te kijken en daarna weer naar de volgende plaats gaan.
Aan het eind van Koropibeach kan ik niet verder. Hier zit een Griek te vissen. Nee, dat is niet de reden dat het niet verder gaat. Nee, omdat een kaap de zee insteekt. Er gaat een pad omhoog de olijfgaard in en dat neem ik. Boven heb ik een prachtig uitzicht, naar verschillende kanten. Achter mij liggen Korópi en Kalá Nerá, voor mij het strand Kaliftéri en Afissos.
De wandeling door de olijfgaard eindigt vlakbij de grote weg, bij de aansluiting naar Afissos. Volgens de borden volgt een afdaling van twee kilometer naar dit vakantieplaatsje. Hier wil ik op zoek gaan naar een geschikte bank. Maar die is er niet hoor ik van de hostessen van Ross, die samen het kantoortje van Antropa Travel bemannen. Ik maak nog een kort praatje en hoor dat de trip naar Meteora doorgaat.
Bij Mouragio vullen we onze magen. De gevulde wijnbladeren zijn er vanavond. Bifteki en worstjes kunnen we wel krijgen, samen met een welkomstdrankje met effishsalat (van het huis) en ook al een gratis toetje zijn we bijna vijftien euro kwijt.
We nemen de bus terug naar Kalá Nerá, waar we even bijkomen in ons appartement. Omstreeks kwart voor zeven begint het te regenen. Onweer hangt boven de heuvels. Ook dat is Pilion.
Het regent nog steeds (ietwat) als wij afzakken naar Pagasitikos. Het straatje staat op sommige plekken blank. De boulevard vertoont plassen en het is opvallend hoe voorzichtig de Grieken nu rijden; om de wandelende/lopende toeristen maar niet nat te spatten. Of zouden ze bang zijn dat hun wagens onder de modderspatten komen te zitten.
In de keuken van het restaurant informeren we naar speciale gerechten. Tineke komt op die manier met een Briam terug, een vegetarische ovenmaaltijd met courgette, ui, aubergine, aardappel en wortel. Henk werpt zich op als de verdelger van de imam, een gevulde aubergine. Geen patat. Op ons verzoek krijgen we er een schaaltje giouvetsi bij. En vooraf een paar plakjes gebakken courgette. En niet zo heel vet ditmaal.
We hebben ons nog niet zo lang geïnstalleerd als een club motorrijders arriveert. Die wippen bij Nirvana naar binnen en huren daar het complete hotel af. Dat is zelfs te klein, zodat er ook nog een paar bij Elanion worden gehuisvest.
Van onze vaste ober horen we dat de trots van Volos, Olympiakos Volos, via de play-ofs naar de hoogste Griekse divisie is gepromoveerd. De hooligans van deze club torsen de Oostenrijkse vlag mee en noemen zich de Austrian Boys. Misschien komt dat wat vreemd over, Griekenland heeft immers flink te leiden gehad in WO II en Oostenrijk en Duitsland deden toen toch echt handjeklap. Die verering gaat echter terug naar de negentiende eeuw. De Oostenrijkers en de Turken waren elkaar goed gezind. Toen de Turken het gebied binnenvielen werd door slimme bewoners de Oostenrijkse vlag gehesen, alsof dit gebied aan Oostenrijk toebehoorde, waardoor de Turken de bewoners enigszins ontzagen. Het hielp een tijdje, maar niet blijvend.