29 juli 2007

Omniworld 2

In dit deel heb ik het over een aantal mensen bij de basketbaltak van Omniworld. Ik begin met Jan Eggens, de eerste coach van Omniworld. De Meppeler overleed vorig jaar op 49-jarige leeftijd. Een man die geen blad voor zijn mond nam. Hij had een aantal jaren bij Red Giants in Meppel gewerkt en was ook enkele jaren bondscoach geweest. Maar bovenal kon hij uitstekend leiding geven aan jeugd. Dat was een van de redenen om hem in 1998 bij de start aan Omniworld te linken. Doordat hij te lastig was, mocht hij het karwei in Almere niet afmaken en moest hij weg.
Niet alleen zijn mondigheid speelde Eggens parten. Kritiek kreeg hij ook omdat hij volgens de een de jongeren onvoldoende speeltijd gaf, terwijl anderen juist weer op hem afgaven omdat hij er niet voor terugdeinsde om falende ‘vedetten’ naar de kant te halen. Het was een bijzonder man.

Eggens werd opgevolgd door Jan Willem Jansen, tegenwoordig topsportcoördinator bij de basketbalbond. Jansen had net als zijn voorganger een uitstekende reputatie wat betreft omgaan met de jeugd. Voor de pers was Jansen net zo toegankelijk als Eggens. Toch was hij een heel ander persoon. Urenlang zit hij in zijn kantoortje in sporthal Waterwijk. Daar bekijkt hij video-opnames van wedstrijden en trainingen, praat hij met spelers en lees. Nee, geen thrillers of sportboeken, maar literatuur. Nadenken over bijzonder mooie gedichten, over het leven filosoferen. Ook daar gaan de gesprekken met Jansen over.

Cees van Rootselaar, ook enige tijd coach van Omniworld is voor mij echter vooral de guard, de spelbepaler. Een man met een grote staat van dienst, bij het nationale team en Den Helder. Hij komt afbouwen bij Omniworld, of toch niet? Nee, Cees komt zeker zijn zakken niet vullen in Almere. Door menigeen is hij al afgeschreven als hij naar Omniworld komt, maar hij is nog zo gedreven en bijna een slavendrijver voor zijn teamgenoten. Zijn kritiek is vaak niet mals; ook voor de jongere spelers. Ook buiten het basketbal om is Van Rootselaar veel in de sporthal te vinden. Met de jongens van het sportcafé heeft hij al snel een hechte band en regelmatig is hij daar achter de bar te vinden.
Als coach heeft Van Rootselaar het moeilijk; zeker bij Omniworld. Het valt ook niet mee om boven de spelers te staan, waar je eerst midden tussenstond.

Het gaat (in de beginjaren) deels om het opleiden van jonge spelers. Ook de huidige coach Marco van den Berg heeft daar zijn mening over. Maar daar kan ik niet over oordelen. In de beginjaren zitten de jongens bijna allemaal bij elkaar in een woning. Sommige zaken worden voor hen geregeld, maar niet alles. Er zijn spelers die naast het basketballen hard studeren, maar dat valt niet voor iedereen mee. Djoenie Steenvoorde blijft het langst (zeven jaar) bij de Almeerse club hangen, haalt ook het nationale team, maar de guard breekt maar niet door en blijft te lang een talent. Niels Vorenhout heeft moeite om zichzelf in de hand te houden, is misschien wel de talentvolste speler uit die tijd, maar moet met onmiddellijke ingang vertrekken na een drugsincident. Ardan Cusell stopt in 2004 met topbasketbal vanwege zijn studie. Maar bovendien is Cusell vaak te bescheiden. Cusell kan loepzuiver schieten en is een begenadigd driepuntschutter. Helaas geeft hij liever de bal af dan het schot zelf te nemen. Tenslotte noem ik Niels Meijer nog. Blessuregevoelig is de center, die nog bezig is aan een groeistuip. Hierdoor komt Meijer onvoldoende aan spelen toe. Hij is in zijn Omniworld-tijd ook nog aan de lichte kant. Via het opleidingsteam van Astronauts haalt hij daarna in Amsterdam toch de nationale top.

De jongeren moeten steunen op een groep ervaren spelers. Cees van Rootselaar heb ik al genoemd. Maar er zijn ook andere Nederlanders zoals Jerome de Vries en Harm van Woerkom, die in Almere nooit hun top halen en moeite hebben met het systeem, verder Ronald ‘Kuifje’ van Velzen, die vaak verguisd wordt.

En natuurlijk een heel regiment buitenlanders. Echt geluk heeft Omniworld in die beginfase niet met het aantrekken van spelers. Het mag ook geen of beter gezegd weinig geld kosten. Ja, dan haal je natuurlijk ook geen kwaliteit, hoewel – eerlijk toegegeven – een enkeling ook echt wel zijn stinkende best doet. Kwaliteit heeft de stille Eric ‘Lord’ Nelson wel. Zoveel kwaliteit dat het zonde is dat hij bij Omniworld blijft. Hij vertrekt naar Eiffel Towers in Nijmegen waar de forward een zeer gewaardeerde kracht wordt. Nelson heeft overzicht, is een goede rebounder en heeft ook een uitstekend schot. Quasi verontwaardigd pakt de Amerikaan zijn p’tjes, maar hij lokt er ook veel uit. Veel praten doet hij niet, ook niet na de wedstrijden.

Met Derrick Tilmon en Travis Young (topscorer van het seizoen heeft Omniworld twee Amerikanen waaraan het veel plezier beleeft. De club haalt in 2003 (niet voor het eerst overigens) de play-offs en komt ook heel ver. Het hoogtepunt blijft echter net uit. In de finale is Nijmegen met 4-1 duidelijk te sterk.


Ik eindig met het noemen van Rob Weber, vanaf de start als scout verbonden aan het team. Bij het woord scout moet je niet denken aan iemand die op zoek gaat naar (verborgen) talenten om die voor de vereniging binnen te halen. Weber zit tijdens de wedstrijden bij het team en noteert alles wat er gebeurt. De scores, de missers, de passes, de fouten. En dat gaat allemaal de computer in en wordt na afloop aan coaches, spelers en pers uitgedeeld, de cijfertjes worden ook naar ANP en baketbalsites gezonden. Met die statistieken gaat dan weer veel mensen aan de slag, bijvoorbeeld voor hun verslagen (werk) of gewoon voor hun plezier. Een scout kan het werk niet alleen af. Soms werkt hij samen met de scout van de tegenstander, maar meestal heeft hij iemand naast zich. Tegenwoordig is dat Elles Bartels, inderdaad een van de slager.

27 juli 2007

Omniworld

Waarom een apart hoofdstuk over Omniworld?
Omdat die organisatie dat in mijn ogen verdient.
In een van de eerdere stukken citeerde ik al anders werk door te onderschrijven dat sport de belangrijkste bijzaak is in het leven. In mijn optiek gaat topsport nog een stapje verder dan de breedtesport. De belangen worden steeds groter. Toch moet alles wel via regeltjes lopen. Als die regels naar eigen hand worden gezet, op een eigen manier worden uitgelegd, dan kan dat als tactiek worden beschouwd. Maar worden de uitgerekte regels zichtbaar overschreden dan wordt een sanctie opgelegd. Dat kan licht zijn: de tegenstander krijgt bijvoorbeeld een punt of een vrije bal. Het kan ook zwaar zijn: verlies of schorsing.
Ik schrijf dit twee dagen na de verwijdering van Michael Rasmussen uit de Tour de France. Ik kan alleen maar zeggen dat ik hoop dat de onderste steen boven komt en het echte verhaal ook echt wordt verteld. Wat ik tot nu toe heb gehoord, dekt volgens mij nog niet voor een kwart de lading. Wat zijn de feitjes mijnheer De Rooij waarover wordt gesproken. Heeft Rasmussen zijn overtreding toegegeven of klopt het verhaal van (een deel) van de Deense pers? Is er al iemand naar Mexico om te kijken of hij daar werkelijk zat of is het adres in de Italiaanse Dolemieten achterhaald waar Rasmussen zich bevond. Davide Cassani heeft het de ene keer over 14 en 15 juni en een volgende keer over 13 en 14 juni. Raar! Kom op met die feiten!

Maar goed daar wilde ik het dus niet over hebben.
In Almere zijn diverse vormen van topsport. Georganiseerd en individueel. Op eigen houtje blijkt het heel moeilijk te zijn om de top te halen. Daarvoor heeft men een zetje nodig. Zo is Omniworld ook deels ontstaan. Almaar Meer en Alstavo’81 waren zeker niet schuldenvrij (heren politici) toen er topbasketbal en topvolleybal in Almere kwam. Die breedtesportclubs hebben vervolgens geprofiteerd van de top en konden aardig meeliften op het topsportsucces, ook financieel. Alleen zo konden ze uit de rode cijfers komen.
De ‘toppers’ geven regelmatig en soms ook wel structureel training bij de breedtesport. Zij geven clinics op scholen in en buiten Almere en zijn verbonden aan de door Rene Maertens geleide sportklassen van Echnaton.

Voordat de naam Omniworld wordt gebruikt, is er al een consortium van een aantal bedrijven actief. Zij werken vanuit een veredelde bouwkeet aan de rand van het IJmeer onder de naam Almada. Zij zijn zelfs wethouder Cees van Bemmel een stapje voor met het maken van (top)sportplannen. Bij het ontstaan van Omniworld verdwijnt de groep uit zicht.
Er is in de vele plannen veel geld gestopt en talloze maquettes zijn er gemaakt, zoals deze uit 2002. Want alles moest groter en mooier. De topsport moest bij elkaar komen in Almere Poort.

De basketbaltak van Omniworld is min of meer uit de FEB voortgekomen. Het idee was om jonge spelers de kans te geven om in de eredivisie te rijpen, verklaarde Jan Tillemans bij de start. Tillemans zit nu bij EBBC in Den Bosch. Die talenten zouden aan de hand worden genomen door een aantal ervaren rotten en ook nog een plukje buitenlanders. Peter Vogelaar was bestuurlijk verantwoordelijk voor het geheel. Na een paar jaar verdween Peter, overigens niet geruisloos. Hij is nu bij EiffelTowers Den Bosch actief.
De volleybalclub AMVJ kon in Amstelveen eind vorige eeuw financieel geen twee eredivisieteams meer onderhouden en wilde de herenploeg afstoten. Er was al eens eerder vanuit Almere gelonkt naar deze club en met het steeds concreter worden van de plannen zag de gemeente (wethouder Van Bemmel) haar/zijn kans schoon om topvolleybal naar Almere te halen.

Allard Veldhuis (ook al politiek actief) deed vervolgens zijn stinkende best om Omniworld uit te breiden met handhal, dameshandbal wel te verstaan. Er kwam wel een stichting; er werd gepraat, gepraat en nog eens gepraat. Maar een team is er nog steeds niet. Kansen zijn er wel geweest. Wat te denken van de nationale selectie, die in verenigingsverband ging spelen. Maar Almere greep mis.

Voetbal, basketbal, volleybal en eventueel handbal onder een dak. Een prestigeobject. De noodlijdende drafsport mocht er bij aansluiten. De baan in Hilversum is verdween, de financiën lagen voor het oprapen. Het kwam er niet van. Deels vanwege de tanende belangstelling voor de drafsport durfde niemand het aan. En langzaam maar zeker verdween het paardenplan steeds dieper in het vriesvak en is nu zo beschimmeld dat het bij ontdooien alleen maar voor veel ziektes zal zorgen.

Geen drafsport, maar we kunnen best nog andere sporten onderzoeken. Een kunstijsbaan? In samenhang met een puberale wielerclub en de schaatsvereniging ASV, die structureel zonder ijs zit. Ook dat plan is afgeschoten. Te duur. Behalve voor de politici die het voetbal eruit hebben gehaald. Met jeukende vingers heeft een groepje zielige politici uit Haven naar de voetbalbestuurders gewezen. Deels met valse beschuldigingen, want die miljoenen zijn echt niet allemaal aan de voetbaltak opgegaan. Nee, daar zaten aardige reisjes (ook door politici) bij. En ook de andere poten hebben geprofiteerd heren, wordt wakker!
Want nu willen zij ineens wel die kunstijsbaan, die te duur was.
Te duur was ook het multifunctionele zwembad, een paradijsje eigenlijk met wedstrijdbad. Want voor topsport mogen we best iets uitgeven.

Behalve door een groepje politici, die profsport een besmet woord vindt. Waarom? Omdat er een groepje spelers is die riante salarissen ontvangt? Of is er iets anders? Ze hebben het in ieder geval voor elkaar dat bedrijven heel voorzichtig zijn om topsport in Almere te helpen (lees: sponsoren). Mede daarom staat de topsport in Almere zwaar onder druk. Misschien hadden zij beter naar Jan Modaal kunnen luisteren.

En heren politici, ik begrijp het best. Natuurlijk, je stopt gewoon ontzettend veel geld in cultuur. Dat is immers iets blijvends?
Alhoewel? Lachen de goed verdienende kunstenaars ons niet allemaal uit? Heren politici?

26 juli 2007

Triatleten

Bij de triatlon horen uiteraard triatleten. En Nederland levert een aantal triatleten van naam, zeker in de beginjaren doen de Nederlanders het in Europa uitstekend.
In de beginjaren tachtig maakt een drietal naam: Gregor Stam, Axel Koenders en Rob Barel. Drie totaal verschillende personen, die hun sport ook op een totaal verschillende manier benaderen. Gregor en Rob zitten enige tijd samen in een team, maar gaan ieder hun eigen weg.
Gregor stam heeft bijvoorbeeld nauwelijks tijd voor sponsors en maakt daar ook niet de rijd voor vrij. Het is een echt trainingsbeest, uren maken, kilometers afleggen. Daarmee handhaaft hij zich aan de top.
Rob Barel heeft veel meer oog voor sponsors en ogenschijnlijk heeft hij ook geen moeite met het vinden van bedrijven die hem willen ondersteunen. Barel traint ook meer op snelheid, want hij heeft al snel door dat je ook kortere wedstrijden moet doen om een goede boterham in de sport te kunnen verdienen. Dat houdt hij jarenlang vol. Hij heeft een prachtige palmares. Alleen de Holland Triathlon weet hij nooit op zijn naam te schrijven.
Voor Almere schuimt hij wel de markt af op zoek naar sterke aansprekende deelnemers.
En dan komen we bij nummer drie: Axel Koenders. Hij benadert de triatlonsport samen met Jos Geijsel op wetenschappelijke wijze en daarmee bewees hij de jonge sport een grote dienst. Hij laat in die tijd echter ook een mindere kant van zichzelf zien. Koenders laat geen gelegenheid voorbij gaan om Stam onderuit te halen. Want die doet het helemaal verkeerd in zijn ogen. Koenders is ook de man die er een voorstander van is dat er materiaalposten langs het parcours komen. Om de triatleten te helpen bij pech. Een lekke band kost nu veel tijd en na een tweede ben je echt gezien. Daar weet ook Rob Barel van mee te praten. Hij wordt ooit gediskwalificeerd omdat hij een pomp van een toeschouwer aanneemt om zijn band op te pompen.

Hierna krijgen we het Keser-tijdperk. Het uitzendbureau dat met een redelijk groot en bijzonder sterk team naar Almere komt, met als kopman Ben van Zelst en kopvrouw Irma Zwartkruis. Ze winnen samen in 1988, Irma zal dat een jaar later nog eens herhalen terwijl Ben zich in 1991 tot Europees kampioen laat kronen in Almere. Hij heeft dan Thea Sybesma ook in 1990 en 1992 de sterkste dame, naast zich op het podium. Sybesma stopt op haar hoogtepunt om arts te worden.
Pauli Kiuru is de sterkste in 1989 en daarmee de eerste buitenlander die de Holland Triathlon op zijn naam schrijft. Niet alleen daarmee maakt de Fin naam. Samen met zijn landgenoot Magnus Lonnqvist dicteert hij het (wieler)peloton. Kop-over-kop rijden zij. Het jo-joën is geboren. Alhoewel? De organisatie geeft zij een straf(tijd): 20 minuten. In de nationale reglementen is deze (verbods)regel namelijk opgenomen, maar in de internationale reglementen niet, waardoor de straf weer ongedaan wordt gemaakt. Zij eindigen als tweede en derde.

In 1990 het jaar dat Jos Everts in Almere wint, wordt Frank Heldoorn elfde. Tot 1995 moet de Huizer wachten voor hij op het hoogste trapje mag plaatsnemen. Hij lost daarmee de verwachtingen wel in, iets wat de jeugdige Almeerder Dennis van Hinte net niet zal lukken. In de jaren negentig staat ook Jan van de Marel op. Die veel tijd vrij neemt voor zijn sport en die tijd ook krijgt van zijn werkgever, maar wel gewoon een baan heeft in Amsterdam en daarmee als een van de weinigen in de top werk en sport kan combineren. 1993, 1996, 1998 en 1999 (al weer een Europees kampioenschap) zijn de jaren van Van de Marel. Heldoorn is in 1995 en 1997 de beste. De sympathieke Huizer heeft een prachtige staat van dienst, was de laatste jaren semi-prof en geeft nu voorrang aan zijn gezin.

In 1999 is Van de Marel de laatste Nederlander die Almere weet te winnen. Er worden wel nationale titels vergeven, maar de buitenlanders zijn troef. De Zwitser Olivier Bernhard (ijzersterk ook op de duatlon) was in 1994 de tweede buitenlander, maar zoals gezegd vanaf 2000 louter en alleen buitenlandse winnaars. De Tsjech Petr Vabrousek opent de rij en wordt opgevolgd door Dirk van Gossum, uit België. De matrassenbouwer Gerrit Schellens heeft wel Nederlands bloed, maar een Belgisch paspoort. Hij wint van 2002 tot 2005 vier keer op rij. Vooral door zijn ijzersterke marathon, waarmee hij de concurrentie weet te slopen. In 2006 laat ik het evenement aan me voorbij gaan. Waarom? Almere heeft namens de Europese bond opnieuw een Europees kampioenschap mogen organiseren. Maar moet daarvoor wel de afstanden flink inkorten. De winnaar: Oliver Bergmann uit Duitsland. Ik vind het niets. Maar wie ben ik? De sport gaat door. Voor mij is de enige echte winnaar de outsider: Maximilian Longrée, ook al uit Duitsland. De oude Rob Barel eindigt knap als zesde.

Een opmerkelijke man is verder Chris Brands: Almeerder, Amsterdammer, Bussumer.
Binnen Almere is er een eigen competitie: wie wordt de beste Almeerder. Brands woont hier, maar woont ook in Amsterdam terwijl hij hier nog staat ingeschreven. De redactie van De Almare twijfelt daarom heel lang of hij wel de beste Almeerder genoemd mag worden. Daaraan komt een einde als Chris ook daadwerkelijk weer in Almere gaat wonen. Meehelpt ook dat hij een serie columns voor dat huis-aan-huisblad schrijft. Met veel inzet en doorzettingsvermogen werkt Brands zich naar de top. Hij traint in die tijd veel met Frank Heldoorn, maar ook met zijn gabber Dennis Huenders, de voormalig wielrenner. Brands gaat ook wielerwedstrijden rijden bij de topamateurs en verbetert zich mede daardoor sterk. In 2004 en 2005 staat hij als derde op het podium. In 2004 als beste Nederlander een jaar later is Heldoorn dat.

Nee, ik som niet alle winnaars op. De dames zijn er ook bekaaid afgekomen. Die wedstrijd volg ik ook iets minder. Het deelnemersveld is beduidend kleiner en ook minder sterk. Adris Bow (Amerika) is in 1984 de eerste buitenlandse die wint. Een jaar later wordt ze opgevolgd door de absolute wereldtopper van dat moment: Erin Baker uit Nieuw-Zeeland.
De Australische Bianca van Woesik is in 1993 de derde buitenlandse winnares. Zij heeft een tante in Almere wonen en traint veel in de polder. Ze komt een paar keer aan de start, maar is blessuregevoelig en het zal bij een eenmalige zege blijven.
Irma Heeren weet niet goed waarvoor ze moet kiezen: atletiek, duatlon of triatlon. Tweemaal (1994 en 1999) is zij de beste. Katinka Wiltenburg, ook parachutespringen staat op haar cv, wint driemaal op rij, van 1995 tot 1997. Dat doet later Cora Vlot ook, van 2003 tot 2005. En omdat zij ook in 2001 al de beste is, is zij de meest succesvolste deelneemster in Almere. Toch krijgt zij niet de erkenning die zij gezien die status misschien zou verdienen. Omdat – zoals ik al zei – het damesveld toch vaak qua sterkte heel mager is.

22 juli 2007

Triatlon

In 2007 wordt al weer voor de 25ste keer de Holland Triathlon (met een h) gehouden. Dit fenomeen is overgewaaid van Hawaii en Nederland is het eerste land waar ook de klassieke, lange afstanden worden afgelegd. Dat doen de triatleten aanvankelijk in Scheveningen, waar de jeugdige Almeerder Gregor Stam de eerste twee edities wint.
Daarna wordt uitgeweken naar Flevoland, waar nog zoveel ruimte is. En de startplaats is Almere, dat zichzelf nog volledig wil bewijzen. Zo’n nieuwe sport past wel bij zo’n nieuwe stad. En in die stad worden de triatleten bijna doodgeknuffeld.

Die eerste edities zijn nog bijzonder primitief. Het is nog de tijd van een zwembroekje en badmuts. Zelfs de tijd van de opoe fiets. Fietsen doe je ook richting Dronten. In dat weidse landschap kan je fijn kilometers maken. Ja en lopen, acht waarom ook niet. Over de paden van de pittoreske begraafplaats. Het kan allemaal in Almere, ver voor die slogan wordt gehanteerd voor de stad.

Met een krantje in de hand zitten de toeschouwers langs de dijk om iedereen aan te moedingen. Bij naam, want zo gaat dan in Almere. Het heeft iets heel bijzonders, die sfeer.
En klappen ook voor de nummer laatst, die misschien wel met nog meer enthousiasme wordt onthaald dan de winnaar Axel Koenders, die Gregor Stam heeft onttroond.
Het is ook de AVRO, die een groot deel van de wedstrijd uitzend. Prachtige reclame voor de groeiende stad en uiteraard ook voor die nieuwe sport.

Als regionale krant zit je er bovenop. En de meeste van de wedstrijden maak ik als verslaggever van zeer nabij mee. Meestal met een heel team medewerkers, die in de loop der jaren flink wisselt. Ik noem zomaar een aantal namen van mensen die er namens het Dagblad erbij waren. Mieke Velsink, Jaap Timmers, Ta Struik, Cees van Baar, Frans van Barneveld, Marcel van Alder (ja, die van het zwembad en tegenwoordig van sportzaken), Tallis van der Valk, Maarten Bokhoven.
Omdat ik in de beginjaren vlakbij de finish (bij de sporthal van Haven) woon, gaan we tussendoor regelmatig even bij mij thuis een kopje soep eten. Verse soep, die Tineke speciaal heeft gemaakt. Een andere traditie is dat er appelgebak wordt gebakken, die op zondagmorgen wordt gegeten als Alexander Marks of Leon Dakkus of een van de anderen van Ton Kastermans de foto’s laat zien, die op de redactie op De Grote Markt worden uitgezocht. Die traditie verdwijnt bij het in ongerief raken van de oven. Ik koop nog tweemaal elders een taartje, maar het is toch niet meer de appeltaart van weleer.

Een van die fotografen, Ronald krijgt op zeker moment slaande ruzie met een agent, die hem belemmert in zijn werk. Er vallen vaker klappen. Ook richting organisatie, die vaak niet snapt dat journalisten gewoon hun werk op verantwoorde en veilige manier willen doen en niet tegengehouden willen worden door een stel amateuristische op macht beluste medewerkers, voor wie wit wit is en zwart zwart.

Het aantal vervoermiddelen voor journalisten om de triatlon te volgen is onvoldoende. Op zeker moment charter ik Wim Zunnenberg met zijn motor in, los van de motorvereniging Almere, die normaal het vervoer regelt. Het heeft even wat voeten in aarde en eerlijk is eerlijk ook voor Wim is het even wennen. Hij rijdt bijna een triatleet de berm in, omdat hij de hoge snelheid van de fietser onderschat.

Zeker in de beginjaren wordt de zweep erover gelegd bij de krant. Ook door mij. We proberen zoveel mogelijk te doen en blijven eindeloos hangen. Het is voor ons ook vreemd dit evenement. We willen alle nieuwtjes meenemen. Maar in de loop der jaren wordt het toch ook een vorm van routine. We zijn allemaal sneller klaar en kunnen het ook met steeds minder mensen af. Zo doe ik de grote wedstrijd en bemoei me niet met regionale en Almeerse triatleten. Dat laat ik aan een of twee medewerkers over.

Het parcours verandert, een rondje over de Hoge Ring bijvoorbeeld. Lekker snelle tijden, maar ik vind het zelf maar niks. Te glad allemaal, dat beuken tegen de wind in de polder maakte het zo bijzonder en dat is nu weg. Daarmee heeft Klaas Wilting inderdaad de plank helemaal mis geslagen. Het evenement wordt verplaatst naar Stad, daar in het centrum moet het allemaal kunnen. Maar ook dat is geen succes. En enigszins moeizaam moet Wilting erkennen dat het niet werkt.
De klad komt in het evenement. De groei is eruit. De trainingsarbeid voor de hele is voor veel triatleten toch te veel van het goede. Via teams probeert Wilting cs het aantal deelnemers nog kunstmatig hoog te houden, maar daarmee verdwijnt ook een deel van de heroïek. Het feestelijke wordt ook al kunstmatig hoog gehouden. Wilting en de pers bijten elkaar. De stichtingvoorzitter vangt pontificaal de winnaar op, zodat fotografen geen winnaarfoto kunnen maken.

De terugkeer naar Haven is bijna onvermijdelijk, maar de massa blijft ‘de hele’ mijden. Zelf doe ik ook steeds meer op routine, ga zelden meer naar het strand of haven voor de start. Na de interviews van de top ga ik naar huis, tik mijn stukje vast dan hoef ik dat niet meer op zondag te doen.

Na het verdwijnen van het Dagblad ben ik nog tweemaal aanwezig als verslaggever bij het evenement en ook bekijk ik het als toeschouwer. Tot 2006, toen heb ik het langs me heen laten glijden.
Afkicken van de sport noem ik het.

21 juli 2007

Zaalvoetbal

Via het zaalvoetbal in Almere worden in de beginjaren veel sociale contacten gelegd en onderhouden. Het moet recreatief zijn en is bedoeld voor vrienden-, familie- en bedrijventeams. Het begint allemaal met een zaalvoetbaltoernooitje dat door Allard Veldhuis en Zeeger de Graaf wordt georganiseerd. Daaruit wordt na enige tijd de Stichting Recreatief Zaalvoetbal Almere geboren.

Doordat er als snel competitie wordt gespeeld, met promotie en al krijgt het zaalvoetbal echter snel een ander karakter. Straffen en boetes worden uitgedeeld. Niet iedereen kan tegen zijn verlies. Enkele coaches trekken spelers (soms van buiten Almere) aan. Relletjes en rellen zijn geboren. Alleen inwoners uit Almere worden namelijk toegelaten of men moet in Almere bij een Almeers bedrijf werken. Wat doe je echter als je winkel meerdere filialen heeft. Dus ook in andere dorpen, steden. Dan zet je iemand op de loonlijst in bijvoorbeeld Weesp en laat hem voor geld in Almere voetballen. Betalen via shirtjes, broekjes, schoenen; het is al snel gemeengoed. Later wordt er betaald met een feestje, een reisje of gewoon cash. Een ander bezorgt de veelal jonge spelers een baantje bij een (Amsterdamse) krant en ronselt zo zijn spelers. En vooral in de hogere regionen gaan er soms aardige bedragen rond.

Heel lang is Frans Phillippo secretaris van deze club. Frans heeft een tijdje in hetzelfde hofje gewoond en met hem kunnen we (volleybalvereniging Almere-Haven) prima iets regelen als het om zaaluren gaat. Hebben wij voor iets wat langer tijd nodig? Geen probleem, stap naar Frans en het wordt geregeld als hij toevallig over de betreffende uren beschikt. Andersom kan dat ook, hoewel het voor ons vaak iets lastiger is. Dat gaat door tot het moment van verzadiging in de sporthal aanbreekt en alles veel formeler moet en gaat. Zaaluren worden bijna per opbod verkocht. Vaste competitiedagen? Daar moet mee worden geschoven. Het einde van de samenwerking wordt geboren, hoewel met juist probeert het van bovenaf op te leggen.

Voor de SRZA is de komst van sporthallen elders in de stad, deels een uitkomst, deels een verschrikking. De activiteiten worden nu over diverse hallen verspreid; Stedenwijk, Buiten, Waterwijk, FBK-hal. Dat betekent dat de organisatie strakker moet worden, het betekent zeker ook meer werk. Het aantal teams groeit de pan uit en het is een heidens karwei om structuur in de competitieprogramma’s te krijgen. En wat te denken van het zoeken van scheidsrechters.

Spil in het weg is lange tijd de familie Van Twiller. Ans en Wim doen zaaldienst, zorgen dat er scheidsrechters zijn, zijn actief in strafcommissies, houden standen bij, controleren de wedstrijdprogramma’s, geven uitslagen door aan de pers en zijn ook niet te beroerd om mij aan wat gegevens van een wedstrijd te helpen voor een wedstrijdverslag als ik elders verblijf. In de zomer zitten ze op de camping in Voorthuizen; dan willen ze niets van de SRZA weten.
Of ligt het toch iets anders?
Inderdaad, dan gaan de spullen gewoon mee en worden de programma’s voor het komende seizoen minutieus bekeken. En desondanks sluipt er wel eens een foutje doorheen.
Zij zijn immers ook niet foutloos.
Dan barst de kritiek op hen los.
Terecht?
Onterecht?
Het is gewoon jammer!
Ze zijn denk ik een jaartje te lang doorgegaan met hun werk voor de Stichting.

Ik heb over hen geen klagen gehad.

20 juli 2007

Bijzondere sporters

Bijna iedere sport en zelfs de meeste verenigingen hadden wel een speciaal iemand, waaraan ik met plezier terugdenk. Soms waren het sportief gezien kanjers andere horen onder de noemer mindere goden thuis.
Ik haal hier een aantal van die mensen aan en zal er zeker ook een paar vergeten. Ze moeten het mij maar vergeven, maar ik kan nu eenmaal niet alles onthouden. Eerst maar even een opsomming: de meerkampers Chiel Warnars en Karen Ruckstuhl, de oude rot Troy Douglas, die open over doping praat, de hordenspecialist Gregory Sedoc afkomstig uit een echte atletiekfamilie. De judoka Guillaume Elmont (wereldkampioen). Over doping gaat het ook in een van de gesprekken met de Almeerse Robin Hood Peter Elzinga. Marlies Smulders uit de bronzen acht van Athene, hockeykeepster Lisanne de Roever. En zo kan ik nog talloze namen uit mijn mouw schudden.

Vanuit de begintijd van Almere is mij Ruud Teepe bijgebleven. Ik kende hem al voor ik bij de krant ben gaan werken. Van het Dagblad was hij overigens niet gecharmeerd. Vooral op de bezorging kon hij gigantisch fitten.
Ruud was een onderdeurtje die precies wist wat hij wilde en veel werk heeft verzet voor ATC, de tafeltennisclub uit Haven. Hij had al snel door dat hij weg moest met zijn vereniging uit de gymzaal van de sporthal en ijverde voor een eigen (houten) onderkomen op het Wierdenpark. Daar genereerde de club veel geld uit de kantine en mede daardoor kon het soms knappe spelers aantrekken. Ook wist Ruud een kanjer als Bettine Vriesekoop te charteren voor het geven van een trainingsclinic.
Een ander opmerkelijk figuur in die vereniging was Ger Busé, een Muiderberger die er wel eens iets uitflapte. Daar ook soms te ver in ging en zijn medespelers absoluut niet spaarde. ,,Om ze beter te maken’’, zei Ger altijd. Hij was pas in zijn nopjes als hij ver van de tafel stond te kappen en te draaien. En dat hij nog nooit een bal met zijn mond heeft opgevangen blijft voor mij altijd een raadsel.

Ton Sprong was het gezicht van de schaakclub en ook al zo’n gedreven persoon als het ging om accommodaties. Sinds enkele jaren heeft hij zijn zaakjes voor elkaar en heeft met een aantal andere denksporten een gebouw in Stad, bij de Annatuinen.

In het rijtje speciale mensen wil ik ook Irma de Vries noemen, een bijzonder felle tante. Maar ook innemend en bijzonder lief. Irma komt uit een sportief gezin, haar broers voetbalden en haar moeder speelde tot op late leeftijd softbal een sport die door Irma ook op hoog niveau werd bedreven. Ik kwam haar echter in de zaal en op het veld tegen. Zaalvoetbal en handbal. Zij werkte zich een uur in de rondte aan de cirkel, was bijzonder rap met de breaks en had een optimisme waarmee ze haar teamgenotes meesleepte. Ook toen Irma zwaar ziek was, straalde zij – in ieder geval – dat optimisme uit. Een prachtvrouw, die met ondeugende blik de harten van menige Havas-volger wist te stelen.

Ik vind het jammer dat de badmintonvereniging Almere en Roy Calbo met ruzie uit elkaar zijn gegaan. Ik kan me de eerste kennismaking met Calbo nog goed herinneren. De BVA stelde eigenlijk nog helemaal niets voor, maar vol trots kwam voorzitter Henk Staats mij melden dat hij een kanjer van een trainer had weten te strikken.
Wat wist ik nu eigenlijk van badminton? En wat wist ik van Calbo?
Een uurtje later, of waren het er drie, had ik de cv van hem uitgeplozen. En veel meer. Het was een bijzonder persoonlijk gesprek, zoals we later wel vaker hebben gevoerd.
Ik durf te stellen dat Almere zonder Calbo niet (zo snel) op het hoogste niveau terecht was gekomen. Natuurlijk beschikte de club in de loop der jaren over veel talent, maar Roy kon daar ook mee spelen. En dat hij een beetje eigenwijs was, acht dat hoort men hem te vergeven. Iedereen heeft zo zijn fouten.
Natuurlijk was de eerder genoemde Staats ook belangrijk voor de vereniging, al net zo’n persoonlijkheid als de trainer. Een man met visie, die samen met een groep mensen erin slaagde dat de vereniging een eigen sporthal kreeg. Daarin mocht Calbo in zijn vrije uurtjes met enkele protégés aan de slag. Jarenlang was hij bijvoorbeeld de persoonlijke trainer van onder andere Judith Meulendijks, Brenda Beenhakker en Dicky Palyama, die hem ooit beloofde bij Almere te gaan spelen, maar tenslotte toch voor het geld van Amersfoort koos. Daar speelde ook al een Chinese, aan Calbo aangeboden toen Almere nog in de eerste klasse speelde. Calbo wilde echter het hoogste niveau met eigen talenten (Maartje Verheul, Gita Djajawasita, Donovan Cuntupay, Erik Staats) halen en wees het aanbod van de komst van Yao Jie af. Hij redde het (net niet), maar belandde wel in de Top Liga. Jammer dat mensen dat nu zijn vergeten. Ik kom hem vast nog wel een keer ergens tegen.

Ik ben iemand (nog steeds) die houdt van ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. Bij de tennisclub HNL vond ik die houding ook terug. En sorry voor de overige verenigingen. HNL was de eerste met een ‘open’ toernooi en daar was het een stuk gezelliger dan bij alle andere tennisclubs.

Een heel aparte vereniging was Goliath, dat zich beter David had kunnen noemen, want dat bleef het. De Almeerse worstelvereniging leverde wel enkele nationale jeugdkampioenen op in haar korte bestaan, maar het worstelen sloeg niet aan. Daar kon bondscoach vrij worstelen Ruud Brinkman ook niets aan veranderen. De veelvuldig nationaal kampioen trainde, coachte en vocht letterlijk voor zijn clubje, waarvan hij ook nog eens voorzitter was. Het was een apart stel met mensen als bijvoorbeeld Ron Visser en Willem Hoffmeister. Jongens nog bedankt dat jullie het grove sjouwwerk hebben gedaan toen ik binnen ‘het hofje’verhuisde.

Wat moet ik zonder Floor Rosenboom. Want behalve wintersporten waren er natuurlijk ook zomersporten. En dan kom je bij Polmerians uit. Polmerians? Wat is dat? Iets met biljarten, nee geen Ap van ’t Hof en zijn haatliefde verhouding met Almere’83 en Phoenix. Ik heb het over de sporters, die op Klein-Brandt speelden, daar waar nu een stel hockeyers met een hete aardappel in de mond een balletje tegen een plankie slaan op een kunstgrasveldje. Nee in die goeie ouwe tijd werd daar wel geslagen, met knuppels. Floor Rosenboom werd ooit, bij een kampioenschap van het eerste in de plomp gegooid en leerde mij scoren. Daar heb ik heel veel plezier aan beleefd, net zoals van Carlos Arrindell. Een catcher die de hele boel kon opnaaien. Ook als hij als toeschouwers achter de plaat stond. Het was nog niet de tijd van het grote geld. Niet de tijd van Unique Giants, dat in Almere werd ondergebracht en evenmin de tijd van Gerard Stenzler, die nu aan de macht is en toen in Amsterdam een club runde.

Dennis Huenders, nog zo’n bijzonder iemand. Een talent op de fiets, die het uiteindelijk toch niet redde. Eén wedstrijd kan ik me goed herinneren. Ik was met zijn ouders naar Limburg gereden, daar was Dennis met de Giant-ploeg neergestreken voor het Nederlands kampioenschap. In een afdaling kwam hij ten val, met de ambulance werd hij afgevoerd. En later zagen wij hem terug in Stein bij een motel. Daar zat hij om de volgende af te reizen naar Tsjechië voor een grote ronde. Zijn fiets was volledig afgeschreven en een nieuwe werd door een mecanicien aan de maten van Dennis aangepast. Hij startte wel, maar het ging niet.
Niet veel later was het helemaal afgelopen met hem, althans resultaten kwamen er niet meer. Hij werd geplaagd door ‘dode benen’, aders klemden af in zijn liezen.
Dennis had het optimisme van zijn moeder, die ongeneeslijk ziek was. Maar ook zijn vader en broer (tweemaal Vinus) hoorde je nooit klagen. Daar kan menigeen een voorbeeld aan nemen.
Dennis deed nog wel wat triatlons, maar inderdaad de top was voor hem niet meer haalbaar. Wel hielp hij Chris Brands met fietsen.

Ik kan zo nog geruime tijd doorgaan, maar zal uit mijn rijke herinnering er nog een persoon uitlichten: Tommy Berden. Ooit de beste squasher van de wereld, bij de jeugd. Maar bij de senioren haalde hij het toch (net) niet. Mede omdat hij regelmatig was geblesseerd. Als hij van de ene blessure was hersteld, dan rammelde de volgende al weer aan de deur. Hij heeft veel in zichzelf geïnvesteerd en bleef ook met beide benen op de grond staan. Ooit speelde hij in de jeugd van Ajax. Zijn schoolopleiding was heilig. Hoewel? Met toestemming was hij veelvuldig in het buitenland te vinden, terwijl klasgenoten op school zaten te blokken. Maar zijn diploma haalde hij wel. Hij vond zijn geluk bij Natalie, inmiddels de nummer twee van de wereld. Een Australische uit Toowoomba, de jongste van de Grinham-sisters. Ook haar heb ik nog mogen interviewen. En ook dat werd een bijzonder verhaal.


PS Ik merk dat met het verdwijnen van ‘Het Dagblad’ er ook veel fotomateriaal verloren is gegaan.

16 juli 2007

Voetbal

Sport is de belangrijkste bijzaak in het leven. Die uitspraak van Kees Jansma kan ik volledig onderschrijven. Er zijn wel varianten op, maar daarmee wordt slechts geprobeerd een sport een status te geven die het niet verdient. Een van de varianten gaat bijvoorbeeld over voetbal. Het woordje sport heeft plaatsgemaakt voor voetbal. De sport die in Nederland de meeste aandacht krijgt op televisie. Zoveel dat de rijen voetbalhaters snel groter wordt.

Voor de kranten is voetbal in ieder geval de belangrijkste sport om te volgen. En dat was ook bij ons het geval, bij het Dagblad van Almere. Toen ik bij de redactie kwam had je drie verenigingen: sv Almere, AS’80 en Flevo’80. Over die clubs zal ik het hebben, maar ook over de voetbalverenigingen die daarna kwamen. Al die verenigingen hebben een ding gemeen. Bijna alle bestuurders bedoelen het goed, de meeste bestuurders proberen echter hun oude vereniging te kopiëren en daar gaat het mis. Er zijn meerdere kapiteins op een schip; botsingen, scheuringen zijn het gevolg.

De oudste vereniging is sv Almere. Opgericht in 1977. Eerst spelend in de afdeling Utrecht van de KNVB, daarna overgestapt naar de toenmalige AVB omdat men geen raad wist met ‘die boeren’ uit de provincie. De vereniging van Jan de Moor zo wil ik de club omschrijven. De club blijft erg lang amateuristisch, zegt geen vergoedingen te willen betalen aan spelers, maar weet ook wel dat zoiets wel moet en gaat uiteindelijk mee. En bijna onderuit in 2007. Doordat de inkomsten en de uitgaven niet meer in de juiste verhoudingen zijn. Er ontstaat een belastingschuld. Sportief gezien blijft de club achter bij de verwachtingen. De vereniging had, gezien alle mogelijkheden, al lang in de eerste klasse behoren te spelen.

AS’80 is voor mij de vereniging van Gerard Baljet. Een man die lange tijd niet met mij wil praten. Waarom? Ik weet het niet en Gerard vertelt het mij niet. AS’80 stevent sv Almere halverwege de jaren tachtig voorbij, maar blijft in de derde klasse hangen. De ambities zijn hoog, er wordt een Stichting Topvoetbal Almere opgericht om topvoetbal mogelijk te maken. Klaas Wilting is daar bij betrokken. Die maakt een fout: hij neemt de woorden betaald voetbal in zijn mond. Dat is het streven ooit, maar daarop wordt de vereniging meteen beoordeeld en afgeschoten. Baljet moet het veld ruimen, Wilting niet veel later ook. AS’80 komt in slecht weer terecht. Baljet keert heel even terug, en met hem bij sommige leden de hoop dat er nog iets van de vereniging te maken valt. Maar de vrije val is niet te stuiten.

Flevo’80 is een afscheiding van sv Almere. De meningen bij de oudste voetbalclub liepen te ver uiteen. Wim van Eijl, medewerker van het bondsbureau in Amsterdam, loopt hier jaren rond. De club trekt een goede sponsor/geldschieter aan. Spelers die met ruzie bij Baljet en Wilting zijn vertrokken komen naar het Wierdenpark in Haven. Maar een deel is ook op leeftijd en er is geen verjonging. Nadat de sponsor vertrekt, blijkt ook Flevo’80 op te grote voet geleefd te hebben. Wethouder Cees van Bemmel trekt uiteindelijk de steker eruit.

In Almere Buiten wordt in 1985 Buitenboys opgericht. Razendsnel om maar te voorkomen dat asc Waterwijk, de tweede vereniging in Stad, tijdelijk op de al aangelegde velden in Buiten gaat spelen. Bestuurlijk heeft deze vereniging veel verloop. De schatkist is vaak leeg, problemen op het veld, vooral op zaterdag. Doe ik daarmee de vereniging tekort. Misschien wel, want er is ook een rustige tijd geweest met een groep fijne voetballers en Bauke van Inge als gedreven hoofdtrainer.

Dat Waterwijk komt inderdaad van de grond en heeft zijn blik op sportpark Polderkwartier laten vallen, om te beginnen. Daar willen de mensen uit Buiten de Waterwijkers niet hebben. Die Waterwijkers zijn voor een deel gefrustreerde leden van AS’80. Een enkeling zal daar later toch weer terugkeren. Voor mij is het de club van ‘ome Jan’ de Ridder. Hij praat de sponsors heel wat geld uit hun zak en is heel rechtlijnig. Te rechtlijnig, waardoor hij op een zeker moment aan de kant wordt geschoven. Mede door familie. Waterwijk start op sportpark Bok de Korver, samen met Real Almere en heeft veel problemen met die vereniging. Later verhuist de vereniging naar sportpark Rie Mastenbroek in de Kruidenwijk. In de Waterwijk zelf zal het nooit voetballen. De vereniging heeft een prachtige jeugd, maar slaagt er vooralsnog niet in om dat ook te vertalen in sportieve resultaten bij de senioren

Met Real Almere is een al verdwenen vereniging genoemd. Opgericht door Surinamers. Goede voetballers zoals voorzitter Johan Seedorf, inderdaad de vader van … Maar ook de voormalige prof Roy Dannarag is hier te vinden. Het kan er heel gezellig zijn, vooral na afloop. Maar de spelers raken ook snel gefrustreerd, voelen zich gediscrimineerd en bereiken te vaak hun kookpunt. Bovendien nemen ze het niet zo nauw met regeltjes. Lichten blijven aan, kleedkamers worden niet opgeruimd, er ontstaat een zwijnenstal. En ja, contributie betalen, dat doet niet iedereen! Resultaat: de club is weg.

En dan hebben we ineens Richard Smith, die naar een verhaal van Cees van Bemmel heeft geluisterd. Die al eerder aangehaalde wethouder wil betaald voetbal hebben in Almere. Fysiotherapeut Richard Smith is voorzitter van eersteklasser De Zwarte Schapen, dat ook ambities heeft. Die twee komen bij elkaar. De vereniging maakt de overstap van het niets van Amsterdam naar het niets in Almere. De vereniging gaat op Bok de Korver spelen, de club wordt getraind door de legendarische Johnny Rep. De tribune op het sportpark krijgt zijn naam. De vereniging wordt door sommige Almeerders uitgekotst, door anderen omhelst. De vereniging promoveert naar de hoofdklasse, degradeert en promoveert weer. Om de beladen naam De Zwarte Schapen (zwart geld), kwijt te raken wordt de vereniging Sporting Flevoland en later FC Omniworld.

De journalist Frits Huis (Ajax-gek) en de huisarts Nico van Duijn (anti-sport) doen er alles aan om het project te laten struikelen. Zij vertellen onwaarheden over geldbedragen. Ze houden profvoetbal in Almere even tegen, maar Omniworld laat zich niet afschepen en gaat betaald voetbal spelen. Profvoetbal in de marge. Niet in het megastadion zoals Van Bemmel voor ogen had. Op Fanny Bankers-Koen wordt een knus stadionnetje gebouwd. Richard Smith is dan al weg en is opgevolgd door René ter Borgh. Jan Schulting traint de club twee jaar. Helaas heb ik dat als sportverslaggever van ‘het Dagblad’ niet meer kunnen meemaken. Die krant is dan al opgeheven.

Er is nog een vereniging in de kelder van het amateurvoetbal actief. Forza Almere, sinds 2006. En zoals Waterwijk, Real Almere en De Zwarte Schapen voor hen, gaat ook Forza op Bok de Korver spelen. Ernesto Romano is de grote man. Cor van Os de Man, voormalig keeper bij Buitenboys en Waterwijk, verenigingen waar hij ook trainde, wordt de eerste trainer.

In al die jaren heb ik ook talloze spelers en trainers geïnterviewd. Spelers, die geen deuk in een pakje boter konden trappen, aardige voetballers, rotzakken, mensen op hun retour, ze zaten er allemaal tussen. Voormalige profs, ik noemde Roy Dannarag al en Johan Seedorf, die ooit in Paramaribo op het hoogste niveau speelde. Een jeugdige Pieter Mulders (ex-Almere), die in de eerste divisie terechtkwam. Dennis Gerritsen (ex-AS’80) en actief bij diverse profclubs, natuurlijk Johnny Rep en Richard Smith. Arno Splinter, een talent bij Ajax, net als zijn leeftijdgenoot Koffi Mensah, André Kemper.

Maar ook een jeugdige Clarence Seedorf, tijdens een van de Almeerse sportverkiezingen. Hij moest nog naam maken, was aanvoerder bij Ajax in de jeugd en speelde in het nationale jeugdteam. Op zijn zestiende debuteert Seedorf in Ajax, waarmee hij in 1994 de Champions League wint. Dat doet hij later ook met Real Madrid en zelfs tweemaal met AC Milan. Vaak wordt hij omschreven als een vroegwijze oude man. En zo komt hij ook over. Hij kiest niet altijd voor de gemakkelijkste weg en weet op veertienjarige leeftijd eigenlijk al wat hij wil en dat laat hij ook horen.

15 juli 2007

Hobby

Stille wens, nooit geuit. Ik heb als kind al over sport willen schrijven. Leek me fantastisch. Toen ze bij de vv Huizen iemand zochten om kleine stukjes naar de Huizer Courant te sturen, heb ik me meteen aangeboden. Ik bestookte ook de Gooi en Eembode met artikeltjes, maar die deden er niets mee en ik had contact met de volleybalmedewerker van de Gooi en Eemlander over de wedstrijden van de eerste teams.

Toen we in Almere kwamen wonen waren er diverse blaadjes actief met namen als De Almare, Stadscourant, Flevoparool. Bij de oprichting van de volleybalclub was er geen echte pr-functionaris. Informatie over de club werd door mij verstrekt en ik begon bij de start van de competitie meteen wedstrijdverslagen te schrijven en stuurde die naar de redacties, bracht ze rond en promootte op die manier de club en het volleybal. Toen in 1981 er een tweede vereniging bijkwam in Almere werd mij gevraagd ook daarover te berichten. Zonder een rode cent vergoeding heb ik heel wat telefoontjes gepleegd en wedstrijdverhaaltjes op papier gezet.
Die gingen ook naar het Dagblad van Almere, onder die naam kwam de Gooi en Eemlander uit in Almere. Ze hadden zoals al die blaadjes een kantoortje/redactie in Haven. Zij zaten boven de toenmalige boekhandel op de Brink.

Het is begin 1983 de stad groeit langzaam. Er zijn al drie kernen en het Dagblad van Almere besluit de activiteiten uit te breiden. De krant brengt een sportpagina met Almeerse sport op maandag en dat gaan er twee worden. Er is een sportverslaggeefster en een medewerker. Ze zoeken een tweede medewerker voor de weekenden. Ta Struik stelt voor om mij te benaderen en dat doet Loes in het voorjaar van 1983. Ik word aangenomen en ga zelf ook akkoord, mits de uitkeringsinstantie het goed vindt, want het is betaalde arbeid en ik ben begin van het jaar werkloos geworden.

De redactie is ondertussen verhuisd van de veel te kleine ruimte in Haven naar een pandje aan de Olstgracht in Stad. Voor de zomervakantie maak ik een interview met Pim Mol, de toenmalige trainer/speler van het eerste team van Almere-Haven. Hierdoor heb ik in ieder geval op de computer op de redactie kunnen werken en heb tevens een klein idee hoe groot de verhalen kunnen zijn.
Als ik aan de slag ga na de zomer blijkt Loes ziek thuis te zijn, overspannen. Ruzie met de chef van de redactie: Mieke Velsink. Die twee kunnen niet door een deur. Dat blijk eigenlijk na een half jaar opnieuw, want op de eerste werkdag van Loes is er meteen weer bonje en Loes moet het veld ruimen. Ze komt vervolgens op een aantal andere redacties terecht en vertrekt uiteindelijk bij de krant. Helaas ik heb haar nooit meer gesproken.

Die eerste werkdag (weekenddag) na de zomer is zwaar. Ik ben niet ingewerkt en in plaats van dat we met zijn drieën zitten, ploeteren we met zijn tweeën. Ta maakt me wegwijs, ik bezoek al snel wedstrijden en werk me een slag in de rondte. Leg contacten met Jan en Alleman, vraag bij sportbonden wedstrijdprogramma’s op en omdat ik werkloos ben word ik al snel ook doordeweeks ’s avonds ingezet.
Binnen een paar weken, maak ik samen met de regioredacteuren de programma’s voor de weekenden en bepaal waar foto’s moeten worden genomen. De volgende stap is dat ik die ook maar moet gaan bestellen, want dan hoeft de regioredactie zich daar ook niet mee te bemoeien. Als iemand die van niets weet ben ik binnen een paar maanden opgeklommen tot de spil waarom het draait. Een vriend van Ta, Cees van Baar, wordt na verloop gevraagd om bij te springen in de weekenden omdat het voor Ta en mij in het weekend te zwaar is. De mede-oprichter van de hockeyclub woont bij mij in het hofje en gaat ook bij ons aan de slag.







Het is de leukste tijd bij de krant. Het heeft ook zijn schaduwkanten. Doordat al het schrijfwerk zich afspeelt in de weekenden en de avonden is er weinig tijd voor vrienden en familie. De sociale contacten lijden eronder. Bovendien ben ik officieel nog steeds werkloos. Van de freelance vergoeding kunnen we niet leven. Ik beland na geruime tijd in de bijstand. De vergoeding moet ik grotendeels inleveren. Volledig terecht. Het is een mooi zakcentje waardoor we in ieder geval ons brood kunnen blijven beleggen, zeg ik altijd.



Een positieve kant is dat ik overdag veel vrij ben. Ik zie onze kinderen opgroeien en help daadwerkelijk mee aan de opvoeding en niet zoals veel vaders, alleen in de avonden (vlak voor het slapen gaan) en in de weekenden. Tineke pakt bovendien weer een studie op. Na de avondmavo, wordt het een MBO en een HBO-opleiding sociale dienstverlening. Stage lopen bij de sociale dienst in Huizen, in de Bijlmerbajes en bij Beth Shalom. Daar werkt ze nog steeds. Er volgt ook nog een Gestalltopleiding.


Samen met Bella van den Bosch maak ik twee weken lang in een zomer de Almeerse pagina, of beter zo’n anderhalve pagina. De redactie is dan al verhuisd naar de Grote Markt, De opmerking van Bella ‘We lachen de krant dicht’ zal ik nooit vergeten. Inderdaad we hebben veel lol samen. Er worden serieuze, interessante, bijzondere en vreemde artikelen geschreven. Soms gaan we ook samen op pad.

Pas na jaren als medewerker gefungeerd te hebben, word ik aangenomen in vaste dienst. Mieke Velsink, wordt ook nog een tijdje wethouder, heeft dan plaats gemaakt voor Harry Homma. Hij heeft zich ingespannen voor mijn vaste dienstverband. Van een hobby heb ik mijn beroep gemaakt.

13 juli 2007

Raema

Na onze eerste dochter willen wij ook graag een tweede kind en gelukkig raakt Tineke weer zwanger. Meiden!, waar Irish coffee niet goed voor is.
Het is weer een spannende tijd, anders dan de eerste keer. Totaal anders. Alleen al omdat Tineke ditmaal niet in het ziekenhuis zal bevallen, maar thuis. En er is er al een, een nieuwsgierig Aagje. Die moet uiteraard worden voorbereid op de komst van een broertje of zusje. Want het blijft tot het laatst toe ongewis wat het wordt. Willen we ook niet weten.



Het is voor Tineke ook een emotionele tijd, vanwege het overlijden van haar grootmoeder, haar moeder die geopereerd moet worden, haar grootvader die in het ziekenhuis belandt. En dat allemaal in een tijdsbestek van een paar maanden. In januari hoor ik bovendien dat Breemer Voering vermoedelijk zijn tent moet sluiten. Aan het eind van die maand gebeurt dat inderdaad. En sta ik op straat.
In mei kan Tineke met Alie Zunnenberg mee naar Vlieland en die rust doet haar goed. Ze denkt veel na, maar kan zich ook ontspannen.

De toekomstige wereldbewoner roert zich ondertussen flink. Een schoppertje! Een voetballertje misschien?
De kinderkamer wordt in juni in orde gemaakt. Naomi bemoeit zich overal mee, gaat mee naar de verloskundige. Hoort het hartje slaan.
Ik ben nerveus, onzeker. Gaat het allemaal wel goed. Als er iets gebeurt, dan kan ik Tineke niet snel wegbrengen. Ik heb geen rijbewijs.


De bevalling gaat snel. Alie is er bij. Weer veel emoties. Tineke wil de kleur haar weten . Opnieuw een dochter. Hartstikke blij.
Raema = de donder. En die naam past in figuurlijke zin bij haar. Naomi komt om het hoekje kijken. Vol bewondering kijkt ze naar het natte kopje. Tineke krijgt een ‘schaar’ in haar handen geduwd en mag de laatste lijfelijke verbinding verbreken.
Ik word kraamvader omdat ik nog steeds geen werk heb.Officieel geen werk. Maar daarover meer in het volgende hoofdstuk.



Kinderen moet je niet met elkaar vergelijken. Ook je eigen kinderen niet. Ze zijn totaal verschillend. Raema speelt veel met poppen en is (nog steeds) gek op Barby’s. Juf Maaike (van De Ark) ontdekt na een paar jaar waarom Raema op school met leren achterblijft bij de andere kinderen. Aan de ene kant vervelend voor haar, maar via een omweg bereikt ze heel veel. En daar mag ze best trots op zijn. Ik ben het in ieder geval wel.
Raema is een kind voor jazzballet, zwemmen leert ze in Almere Haven (vroeg ingeschreven, zodat de wachtlijst met een gerust hart kan worden uitgezeten) en gaat paardrijden.
Na de lagere school komt ze in een zogenoemde i-klas terecht op Het Baken in Almere Stad, waar ze heel veel wordt gepest. Vanwege haar liefhebberij voor paarden plaatsen wij haar op het Groenhorst College in Lelystad. Als ze een keuze moet maken tussen dierenverzorging en de ‘groene vingers kant’ kiest Raema voor het laatste. Daar leert ze mosterdzaadzaadjes zaaien.
Na haar diploma kiest de jongste voor een zorgopleiding op het ROC Flevoland en na stage gelopen te hebben bij ouderen kan ze bij Sherpa gaan werken, in Baarn. Met verstandelijk gehandicapten. Vanwege het reizen, gaat ze daar intern.

Raema hoort gij de Gothic-scene. Ik heb daar geen moeite mee, maar wel met een deel van de uiterlijke uitstraling. Ik heb het dan over de zwarte lippen en de zwart opgemaakte ogen; waarin ik de dood zie en soms ook hakenkruizen. Daar wil ik niets van weten. En dat zeg ik ook. Piercings vind ik niet mooi, evenals die zware halsbanden. Maar daar kan ik nog wel mee leven.

Ze heeft diverse vriendjes en niet iedereen draagt onze goedkeuring weg. Sommigen zorgen voor grote problemen. Als ze verkering krijgt met Jan, ook een Gothic, komt haar leven in een rustiger vaarwater. Dat gebeurt nog voor ze bij Sherpa gaat wonen. Na een paar jaar gaan die twee samenwonen: in Almere Buiten. Daar hebben ze een huisje gekocht in de Indische buurt. Volgend jaar verhuizen ze naar de Stripheldenbuurt. Sherpa is ingeruild voor een verzorgingstehuis; De Overloop in Almere Haven. Paardrijden doet ze nog steeds met veel plezier. Niet meer bij de manege in Haven, maar bij particulieren in het buitengebied.